ECLI:NL:CRVB:2016:26
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1990, een aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). De aanvraag werd op 11 september 2012 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat appellante in staat werd geacht om minimaal 100% van het minimum(jeugd)loon te verdienen. Na een beslissing op bezwaar op 19 november 2012, waarin het Uwv het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft appellante beroep ingesteld. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep op 1 mei 2013 ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 20 november 2015 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. P. Hoogenraad, haar standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. Appellante voerde aan dat haar arbeidsbeperkingen niet correct waren beoordeeld en dat zij langdurige ondersteuning nodig had. De rechtbank had in haar uitspraak overwogen dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de medische gegevens en dat appellante op de beoordelingsdatum, 30 september 2012, minder dan 25% arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en dat de voorgehouden functies geschikt zijn voor appellante. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.