ECLI:NL:CRVB:2016:259

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
15/28 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering schadevergoeding door college van bestuur van Stichting Openbare Scholengemeenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 november 2014, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant was van 8 januari 2007 tot 1 augustus 2007 werkzaam als leerkracht op de Scholengemeenschap te Leeuwarden. Na het beëindigen van zijn dienstverband heeft appellant het college verzocht om hulp bij het vinden van ander werk. Het college heeft hem meegedeeld dat het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) deze hulp biedt. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend.

De rechtbank Leeuwarden heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd bevestigd door de Raad op 13 december 2012. Vervolgens heeft appellant het college verzocht om een besluit te nemen over door hem geleden financieel nadeel. Dit verzoek werd door het college afgewezen. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant opnieuw ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor vergoeding van schade vereist is dat de schade verband houdt met een onrechtmatig besluit. Het is onduidelijk of appellant de schade kan relateren aan enig besluit. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, omdat het college niet onrechtmatig heeft gehandeld. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/28 AW
Datum uitspraak: 21 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
28 november 2014, 14/1644 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van bestuur van de Stichting Openbare Scholengemeenschap [naam] (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2015. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. van der Meer, advocaat.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was van 8 januari 2007 tot 1 augustus 2007 werkzaam als leerkracht op de Scholengemeenschap [naam] te Leeuwarden met een aanstelling in tijdelijke dienst. Het dienstverband is per 1 augustus 2007 geëindigd.
1.2.
Appellant heeft het college verzocht, onder meer, hem hulp te bieden bij het vinden van ander werk. Bij brief van 1 oktober 2009 heeft het college aan appellant meegedeeld dat het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) van overheidswege hulp biedt bij het vinden van ander werk. Op 30 juni 2010 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van
26 april 2011 heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het zonder verschoonbare reden te laat is ingediend.
1.3.
Bij uitspraak van de rechtbank Leeuwarden (11/1341) is het beroep hiertegen ongegrond verklaard en bij uitspraak van de Raad van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6077) is deze uitspraak bevestigd.
1.4.
Op 24 september 2013 heeft appellant het college verzocht een besluit te nemen inzake door hem geleden financieel nadeel. Bij besluit van 1 november 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 maart 2014 (bestreden besluit), heeft het college het verzoek van appellant om een schadevergoeding afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit. Onduidelijk is gebleven of appellant de gestelde schade relateert aan enig besluit. Voor zover hij het oog heeft op het besluit van 1 oktober 2009, is niet voldaan aan de voorwaarde van onrechtmatigheid. Nu, naar met de onder 1.3 genoemde uitspraak van de Raad 13 december 2012 is komen vast te staan, tegen dat besluit niet tijdig is opgekomen, moet van de rechtmatigheid ervan worden uitgegaan. Opgemerkt wordt daarbij dat het college de onrechtmatigheid van het besluit niet heeft erkend en dat, anders dan appellant kennelijk meent, ook de Raad in meergenoemde uitspraak niet te kennen heeft gegeven dat besluit onjuist te achten. Ter voorlichting aan appellant wordt nog opgemerkt dat uit die uitspraak wel voortvloeit dat het college thans geen enkele verplichting meer heeft jegens appellant.
3.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) B. Fotchind

HD