ECLI:NL:CRVB:2016:2581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel bijstandsverlaging wegens onvoldoende gebruik van aangeboden voorzieningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, waarbij zijn bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) werd verlaagd. Appellant ontving sinds 10 september 2004 bijstand en had te maken met arbeidsverplichtingen. Het college legde een maatregel op van € 300,- omdat appellant niet voldoende gebruik had gemaakt van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Appellant had zich niet gemeld voor afspraken bij WorkFast en had geen sollicitatiedocumenten ingeleverd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar verhoogde de maatregel tot € 600,- vanwege recidive. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant zonder bericht niet was verschenen op de afspraken en niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om te verschijnen. De Raad stelde vast dat appellant onvoldoende gebruik had gemaakt van de aangeboden voorzieningen en dat er geen reden was om de opgelegde maatregel te matigen. De persoonlijke omstandigheden van appellant, zoals zijn medische beperkingen en financiële problemen, waren niet voldoende om de hoogte van de maatregel te verlagen. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.