ECLI:NL:CRVB:2016:2561
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bed-bad-broodvoorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Klaas, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend door mr. W.G. Fischer, eveneens namens verzoeker, op 26 april 2016. De kern van het verzoek is dat verzoeker niet kan worden verplicht gebruik te maken van opvang in een vrijheidsbeperkende locatie. Verzoeker vraagt het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen om opvang te bieden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Het college heeft verzoeker op 19 februari 2015 in aanmerking gebracht voor een bed-bad-broodvoorziening, en tijdens de zitting op 19 januari 2016 is bevestigd dat deze voorziening beschikbaar is. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoeker gebruik kan maken van de bed-bad-broodvoorziening in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure. Daarom is het verzoek kennelijk ongegrond verklaard, en kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2016.