ECLI:NL:CRVB:2016:2561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
16/2680-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van bed-bad-broodvoorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Klaas, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend door mr. W.G. Fischer, eveneens namens verzoeker, op 26 april 2016. De kern van het verzoek is dat verzoeker niet kan worden verplicht gebruik te maken van opvang in een vrijheidsbeperkende locatie. Verzoeker vraagt het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen om opvang te bieden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Het college heeft verzoeker op 19 februari 2015 in aanmerking gebracht voor een bed-bad-broodvoorziening, en tijdens de zitting op 19 januari 2016 is bevestigd dat deze voorziening beschikbaar is. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien verzoeker gebruik kan maken van de bed-bad-broodvoorziening in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure. Daarom is het verzoek kennelijk ongegrond verklaard, en kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2016.

Uitspraak

16/2680-VV
Datum uitspraak: 15 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (college)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. J. Klaas, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 februari 2016, 15/3362.
Op 26 april 2016 heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, namens verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft kort samengevat naar voren gebracht dat van hem niet kan worden verwacht om gebruik te maken van opvang in de vrijheidsbeperkende locatie in [naam locatie]. Het verzoek strekt er toe dat het college wordt opgedragen aan verzoeker op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 opvang te bieden.
3. Het college heeft verzoeker bij besluit van 19 februari 2015 in aanmerking gebracht voor een zogenoemde bed-bad-broodvoorziening. Voorts is ter zitting van de rechtbank van
19 januari 2016 namens het college meegedeeld dat deze voorziening voor verzoeker beschikbaar is. Gelet hierop bestaat er geen spoedeisend belang om hangende de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat verzoeker geen gebruik zou kunnen maken van de bed-bad-broodvoorziening in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure.
4. Het verzoek om een voorlopige voorziening is kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak kan doen zonder zitting.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) P. Boer

UM