ECLI:NL:CRVB:2016:2557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de termijnoverschrijding bij bezwaar tegen uitkeringsbesluit Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet met 37,50% had gekort vanwege onvoldoende sollicitaties. Het bezwaar van de appellant werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd overwogen dat de appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, ondanks de gezondheidsklachten van de appellant.
De appellant stelde in hoger beroep dat hij het bezwaarschrift tijdig had verzonden en dat, indien er sprake was van een termijnoverschrijding, deze verschoonbaar was vanwege zijn gezondheidsproblemen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de bezwaartermijn was aangevangen op 7 oktober 2014 en eindigde op 17 november 2014. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de appellant geen nadere gegevens had overgelegd die zijn gezondheidsklachten in de relevante periode onderbouwden. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de vereisten voor het aannemen van verschoonbare termijnoverschrijdingen, vooral in gevallen waarin gezondheidsproblemen worden ingeroepen als reden voor vertraging.