ECLI:NL:CRVB:2016:2536

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
15/1945 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezoldiging en functieprofielen binnen de gemeentelijke organisatie

Op 7 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellanten, die in hoger beroep gingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellanten, werkzaam in de functie van [functienaam 1] bij het [bureau], stelden dat zij recht hadden op bezoldiging volgens salarisschaal 11A, gelijk aan hun collega T. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de bezoldiging van T een op de persoon afgestemde beloning betrof, waar appellanten geen rechten aan konden ontlenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die de beroepen van appellanten ongegrond had verklaard.

De zaak begon toen appellanten in 2009 door het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk werden aangesteld. In 2013 werd een nieuw functieboek vastgesteld, waarin de functies binnen de gemeente werden gewaardeerd. De appellanten waren het niet eens met de indeling in de normfunctie [functienaam 3] en de bijbehorende salarisschaal. Ze voerden aan dat hun collega T, die een vergelijkbare functie vervulde, wel naar salarisschaal 11A werd bezoldigd, en dat dit in strijd was met het beginsel van goed werkgeverschap.

De Raad concludeerde dat de indeling in de normfunctie en de waardering daarvan niet in geschil waren. Het geschil draaide om de vraag of appellanten op dezelfde wijze als T bezoldigd moesten worden. De Raad volgde het college in het standpunt dat de bezoldiging van T niet als precedent kon dienen voor appellanten, omdat de omstandigheden van T uniek waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de hoger beroepen af, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

15/1945 AW, 15/1946 AW
Datum uitspraak: 7 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
5 februari 2015, 14/2345 en 14/2346 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam 1] te [woonplaats 1] en [naam 2] te [woonplaats 2] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2016. Appellanten zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N. Huffels.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellanten zijn beiden in 2009 door het college aangesteld in de organieke functie [functienaam 1] bij het [bureau] . Op dat moment was de functionele schaal van die functie schaal 11.
1.2.
Per 1 juli 2013 is voor de gemeentelijke organisatie met toepassing van het
HR21-systeem een nieuw functieboek vastgesteld, waarin de binnen de gemeente voorkomende functies door middel van generieke functieprofielen zijn beschreven en gewaardeerd.
1.3.
Bij besluiten van 14 oktober 2013 is op appellanten de normfunctie [functienaam 2] (salarisschaal 11) van toepassing verklaard. De bezwaren van appellanten daartegen zijn bij besluiten van 30 april 2014 en 1 mei 2014 in zoverre gegrond verklaard dat op hen de normfunctie [functienaam 3] (salarisschaal 11) van toepassing is verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de functie van appellanten niet thuishoort in de functiereeks realisatie, maar in de functiereeks beleid. Dat leidt tot indeling in de normfunctie [functienaam 3] . Dat directe collega T, op wie ook de normfunctie [functienaam 3] van toepassing is verklaard, wordt bezoldigd naar salarisschaal 11A, brengt volgens het college niet mee dat ook appellanten naar die schaal moeten worden bezoldigd. De bezoldiging van T naar salarisschaal 11A betreft een op de persoon afgestemde beloning, waaraan appellanten geen rechten kunnen ontlenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben in hoger beroep naar voren gebracht dat T, gelet op het aan T gerichte besluit van 15 december 2008, vanaf 1 december 2008 wordt bezoldigd naar
salarisschaal 11A vanwege de kwalitatief goede invulling die hij aan zijn functie geeft. Aangezien appellanten op gelijke wijze invulling geven aan deze functie, wat het college heeft erkend, moeten ook zij worden bezoldigd naar salarisschaal 11A. Daarbij hebben zij gewezen op het beginsel van goed werkgeverschap, dat onder meer inhoudt dat gelijke werkzaamheden gelijk moeten worden beloond.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De indeling in de normfunctie [functienaam 3] en de juistheid van de aan die functie verbonden waardering zijn niet in geschil. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college appellanten op dezelfde wijze had moeten bezoldigen als T, dat wil zeggen naar salarisschaal 11A.
4.2.
Uit de stukken blijkt dat T vanaf 1986 de functie van Chef van het bureau [naam 3] heeft vervuld en vanaf 1993 de functie van Senior medewerker met salarisschaal 11. Per 1 januari 2002 is op hem de organieke functie van [functienaam 1] van toepassing verklaard. Aan deze functie was op dat moment functieschaal 10 verbonden. Vanaf 1 januari 2002 bleef hij op basis van een garantietoelage een bezoldiging behouden van salarisschaal 11. Daar bovenop ontving hij een persoonlijke toelage, die een eerdere bindingstoelage verving. Hiermee kwam zijn totale bezoldiging overeen met het maximum van salarisschaal 11A. Bij een memo van 21 november 2008 heeft het hoofd van de afdeling Stadszaken aan het college het voorstel gedaan om T per
1 december 2008 te salariëren naar salarisschaal 11A en om de toelagen tegelijkertijd te laten vervallen. Daarbij is opgemerkt dat dit een maatwerkoplossing betreft, aangezien op grond van het toepasselijke loongebouw een zware beleidsfunctie maximaal kan worden gesalarieerd naar salarisschaal 11. Bij besluit van 15 december 2008 is de bezoldiging van T per 1 december 2008 bepaald op salarisschaal 11A. Daarbij is vermeld: “Deze aanpassing houdt verband met de wijze waarop u invulling geeft aan uw werkzaamheden als [functienaam 1] bij het [bureau]. In kwalitatief opzicht ontstijgt u het organieke werk- en denk niveau van de organieke functie. Reden waarom wij u een op uw persoon afgestemde waardering aan uw takenpakket hebben verbonden. Vorenstaande betekent tevens dat de garantie- en persoonlijke toelagen nu zijn ‘ingebouwd’ in de bezoldiging en daarom komen te vervallen.”
4.3.
Het college heeft naar voren gebracht dat de aanpassing van de bezoldiging van T per
1 december 2008 mede moet worden bezien in het licht van de voorgeschiedenis. Vóór
1 december 2008 ontving T al lange tijd een bezoldiging die, inclusief toelagen, overeenkwam met salarisschaal 11A en dat is vanaf 1 december 2008 zo gebleven, zij het dat de toelagen vanaf die datum zijn opgenomen in de salarisschaal. Daarbij heeft het college er ook op gewezen dat op 1 december 2008 de functieschaal van de functie [functienaam 1] nog schaal 10 was en dat het in kwalitatief opzicht ontstijgen van het organieke werk- en denkniveau door T betrekking had op dat niveau. Mede gezien de onder 4.2 weergegeven voorgeschiedenis volgt de Raad het college in het standpunt dat geen sprake is van gelijke gevallen en dat appellanten geen afdwingbare aanspraak hebben op bezoldiging naar salarisschaal 11A.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de hoger beroepen niet slagen en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD