Uitspraak
18 december 2014, 14/4578 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende is meegewogen dat de arbeidsongeschiktheid reeds sinds 5 juli 2006 voortduurt en dat de klachten tot op heden onverminderd aanwezig zijn. Er is sprake van een ernstige psychische stoornis en op geen enkele wijze is gebleken dat de behandeling van haar psychische stoornis heeft geresulteerd in een verbetering van haar psychische toestand. Dit ondanks het feit dat haar behandelaar in het verleden de verwachting heeft uitgesproken dat de behandeling tot verbetering van haar toestand zou leiden. Dat de psychische toestand van appellante zal verbeteren mist dan ook een gedegen onderbouwing. In elk geval is niet aannemelijk gemaakt dat de thans voorgestelde behandeling zodanig anders is dan alle eerdere behandelingen, dat thans wel verbetering mag worden verwacht van de ernstige psychische stoornis van appellante. Deze verwachting staat bovendien haaks op het verloop van de psychische klachten van appellante tot op heden en het gegeven dat geen enkele behandeling in de afgelopen zeven jaar heeft mogen leiden tot een gunstig effect, aldus appellante.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.