ECLI:NL:CRVB:2016:2506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de WIA-uitkering en de beoordeling van beperkingen door het Uwv
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016, met zaaknummer 12/3197 WIA-T, wordt de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 8 februari 2016 besproken. De Raad oordeelt dat de motivering niet overtuigend is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de door de deskundige vastgestelde beperkingen van appellante, met name op het gebied van concentratie en volgehouden aandacht. Appellante, die als kapster heeft gewerkt, heeft zich op 8 mei 2009 ziek gemeld na een traumatische bevalling. Het Uwv heeft haar in 2011 meegedeeld dat zij niet arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellante ongegrond. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar ernstige vermoeidheidsklachten onvoldoende zijn meegewogen. De Raad heeft een onafhankelijke deskundige ingeschakeld, die concludeerde dat appellante lijdt aan een aangeboren leerstoornis (dyslexie) en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat haar beperkingen in de dagelijkse werkzaamheden met zich meebrengt. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de door de deskundige vastgestelde beperkingen in acht worden genomen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische beperkingen in het kader van de WIA.