ECLI:NL:CRVB:2016:2497

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
15/5597 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na ingetrokken hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

Op 5 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/5597 WWB. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 juli 2015. De rechtbank had in die uitspraak het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de betrokkene, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. L. Hermans.

De appellant, het college van burgemeester en wethouders, heeft op 21 december 2015 het hoger beroep ingetrokken. Na deze intrekking heeft mr. Hermans namens de betrokkene verzocht om een proceskostenveroordeling van de appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, op basis van artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het hoger beroep wordt ingetrokken.

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep, begroot kunnen worden op € 496,- voor verleende rechtsbijstand. De Raad heeft echter geen aanleiding gezien om ook de proceskosten van de betrokkene in de eerdere procedure te vergoeden, aangezien de rechtbank daar al een beslissing over had genomen. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, met N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 juli 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 juli 2016
15/5597 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 juli 2015, 14/3911 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. L. Hermans bij brief van 5 oktober 2015 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 21 december 2015 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 22 december 2015 heeft mr. Hermans namens betrokkene verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft geen verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Gelet hierop wordt appellant veroordeeld in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 496,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor de proceskosten van betrokkene in beroep is van belang dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak appellant tot vergoeding daarvan heeft veroordeeld. Naar het oordeel van de Raad bestaat er geen aanleiding voor het toekennen van een vergoeding van proceskosten van betrokkene in beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 496,-.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N. Khachatryan

HD