ECLI:NL:CRVB:2016:2487

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
14/3730 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op tweevoudige kinderbijslag wegens onvoldoende onderhoud van kinderen door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont en kinderbijslag ontving voor zijn kinderen die ook in Marokko wonen. De Raad beoordeelde of appellant recht had op tweevoudige kinderbijslag, nadat de Sociale verzekeringsbank (Svb) had besloten dat hij geen recht meer had op deze uitkering omdat hij zijn kinderen niet grotendeels had onderhouden. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en stelde dat hij zijn kinderen wel degelijk onderhoudt, maar de Svb oordeelde dat de ingebrachte bewijsstukken onvoldoende waren om aan de onderhoudsvoorwaarde te voldoen.

De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat hij meer dan € 1.103,- per kwartaal aan zijn kinderen bijdroeg, wat noodzakelijk is om recht te hebben op tweevoudige kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was.

De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met N. van Rooijen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

14/3730 AKW
Datum uitspraak: 24 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 mei 2014, 13/5503 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N. Zuidersma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, woonachtig in Marokko, ontving kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn eveneens in Marokko woonachtige kinderen [naam kind 1] (geboren [in 1] 1997), [naam kind 2] (geboren [in 1] 1999) en [naam kind 3] (geboren
[in 1] 2000). Deze kinderen waren uitwonend in verband met het volgen van onderwijs.
1.2.
De Svb heeft bij besluit van 29 maart 2013 aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van het vierde kwartaal van 2012 geen recht meer heeft op kinderbijslag, omdat hij zijn kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden. Appellant heeft tegen het besluit van
29 maart 2013 bezwaar gemaakt. Hij heeft stukken ingebracht waaruit blijkt dat hij zijn kinderen onderhoudt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 26 augustus 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 29 maart 2013 gegrond verklaard en appellant over het vierde kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 enkelvoudige kinderbijslag toegekend.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de Svb terecht geen tweevoudige kinderbijslag heeft toegekend, omdat appellant geen stukken heeft ingebracht waaruit blijkt dat hij zijn kinderen grotendeels heeft onderhouden.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn kinderen uitwonend zijn en dat hij recht heeft op tweevoudige kinderbijslag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant over het vierde kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013 geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , omdat hij hen toen niet grotendeels heeft onderhouden. Ingevolge artikel 7, derde lid, van de AKW kan recht bestaan op tweevoudige kinderbijslag voor een kind als een verzekerde dat kind grotendeels onderhoudt en voldaan is aan enkele voorwaarden.
4.2.
In de artikelen 5, vierde lid, en 6, aanhef en onder b, van het ten tijde in geding geldende Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag is bepaald dat een verzekerde een kind grotendeels onderhoudt indien de verzekerde een bijdrage in het onderhoud levert van meer dan € 1.103,- per kwartaal.
4.3.
Appellant heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij de kinderen grotendeels onderhoudt, in bezwaar een aantal bewijsstukken ingebracht, maar de daarin vermelde betalingen ten behoeve van zijn kinderen zijn onvoldoende om aan de hiervoor genoemde onderhoudsvoorwaarde te kunnen voldoen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat appellant geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2012 en het eerste kwartaal van 2013.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) N. van Rooijen
IvR