ECLI:NL:CRVB:2016:2468

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
15/7890 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning en overgang naar LFNP-functie van een beleidsmedewerker bij de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de korpschef van politie tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het beroep van de betrokkene, een beleidsmedewerker, gegrond verklaard en het besluit van de korpschef vernietigd. De betrokkene was werkzaam als beleidsmedewerker met het taakaccent bewaken en beveiligen en had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de korpsfunctiebeschrijving van de betrokkene bepalend is voor de indeling in domein, vakgebied en functie. De Raad is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de matching onhoudbaar is. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond. De Raad concludeert dat de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de werkzaamheden van de betrokkene ondersteunend van aard zijn en dat de keuze voor het domein Ondersteuning gerechtvaardigd is. De Raad wijst ook het beroep van de betrokkene op de hardheidsclausule af, omdat deze niet bedoeld is om de uitgangspositie te corrigeren. De uitspraak is gedaan op 30 juni 2016.

Uitspraak

15/7890 AW, 16/1132 AW, 16/1498 AW
Datum uitspraak: 30 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
6 november 2015, 14/2762 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.A.M. Bot hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. C.A.M. Lemeer-Smeets een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 5 februari 2016 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft op 23 februari 2016 wederom een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Bot, mr. N.E. Bensoussan en R.M.M. Paulssen. Namens betrokkene is verschenen mr. Lemeer-Smeets.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Betrokkene was werkzaam als beleidsmedewerker, met het taakaccent bewaken en beveiligen, salarisschaal 9, bij het [onderdeel] , bij de voormalige politieregio [regio] .
1.3.
Bij besluit van 24 oktober 2011, voor zover hier van belang, heeft appellant de uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) bepaald op de functie van beleidsmedewerker [onderdeel] , met als referentiefunctiebeschrijving Beleidsmedewerker A, salarisschaal 9. Bij besluit van 19 maart 2012 heeft appellant deze uitgangspositie aangevuld met de specifieke werkzaamheden (taakaccenten) ‘Bewaken en beveiligen’. Tegen deze besluiten heeft betrokkene geen rechtsmiddelen aangewend.
1.4.
Op 16 december 2013, voor zover hier van belang, heeft appellant ten aanzien van betrokkene besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist A, met als vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen, gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 28 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de appellant opgedragen om met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing te nemen. De rechtbank heeft vooropgesteld dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat bij de matching is uitgegaan van een onjuiste korpsfunctiebeschrijving. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat, bij een inhoudelijke vergelijking van de korpsfunctiebeschrijving van Beleidsmedewerker A met de domeinen Uitvoering en Ondersteuning, de indeling in het domein Ondersteuning niet onredelijk voorkomt. Uit de korpsfunctiebeschrijving volgt niet rechtstreeks dat betrokkene is belast met het leveren van een directe bijdrage aan operationele politietaken. Desondanks heeft de rechtbank aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat het resultaat van de matching (anderszins) onhoudbaar is te achten. Het [onderdeel] is een afdeling waar zowel de praktijkinzet als de beleidsinzet volledig zijn gericht op de (uitvoerende) politietaak. Dat de werkgroep matching dezelfde mening is toegedaan blijkt uit Deel III, onderdeel C, paragraaf 8 (pagina 49 en verder) van de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding). Hierin is vermeld dat korpsfunctiebeschrijvingen die een directe relatie hebben met werkzaamheden op het terrein van [onderdeel] altijd een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en daarom binnen het domein Uitvoering gematcht moeten worden. Gelet hierop had de functie van betrokkene ook binnen het domein Uitvoering gematcht moeten worden en rijst de vraag waarom dit niet is gebeurd. Het is aannemelijk dat dit komt doordat de korpsfunctiebeschrijving van betrokkene niet vermeldt dat betrokkene werkzaam is bij het [onderdeel] en dat er hierdoor bij de matching geen gevolg is gegeven aan de hierboven aangehaalde paragraaf van de Handleiding. Nu voldoende aannemelijk is dat werkzaamheden binnen het [onderdeel] binnen het domein Uitvoering thuishoren, is er aanleiding om de gemaakte match (anderszins) onhoudbaar te achten, aldus de rechtbank.
3.1.
Het hoger beroep is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het resultaat van de onderhavige matching (anderszins) onhoudbaar is te achten. Volgens appellant zijn de in de korpsfunctiebeschrijving van betrokkene vermelde werkzaamheden onmiskenbaar ondersteunend van aard, terwijl tegelijkertijd blijkt dat door betrokkene geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken, zodat de keuze voor het domein Ondersteuning voor de hand liggend en houdbaar is te achten.
3.2.
Betrokkene heeft zich in grote lijnen geschaard achter de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.2.
In de Handleiding (pagina 49 e.v.) is onder het kopje “ [onderdeel] ”, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Korpsfunctiebeschrijvingen waaruit een directe relatie blijkt met werkzaamheden op het terrein van [onderdeel] leveren een directe bijdrage aan operationele politietaken. Het gaat namelijk om het geven van expertise en ondersteuning bij het handhaven van de openbare orde, rampenbestrijding en grootschalig justitieel optreden. Op grond hiervan is het domein Uitvoering in casu het meest vergelijkbaar […].
Motivering van de gemaakte keuze als zijnde meest vergelijkbare:
Het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde is niet mogelijk zonder noodzakelijke expertise en ondersteuning. In de korpsen is dit organisatorisch ondergebracht bij het bureau of de afdeling [onderdeel] […] waarbij drie hoofdtaken zijn te onderscheiden: het leveren van een bijdrage aan het handhaven van de openbare orde, rampenbestrijding en grootschalig justitieel optreden. Gelet hierop staat vast dat korpsfunctiebeschrijvingen zoals hier bedoeld in voldoende mate een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken, zodat indeling in het domein Uitvoering gerechtvaardigd is.”
4.3.
Het oordeel van de rechtbank dat appellant bij de matching is uitgegaan van de juiste korpsfunctiebeschrijving heeft betrokkene in hoger beroep niet bestreden. De functie van Beleidsmedewerker A is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het verlenen van ondersteuning in het kader van beleidsvorming en/of bedrijfsvoering en uitvoering geven aan enkelvoudige projecten. Niet kan worden staande gehouden dat met deze werkzaamheden, die een overwegend ondersteunend karakter hebben, een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching. Uit de korpsfunctiebeschrijving blijkt verder, naar tussen partijen op zichzelf niet in geschil is, niet van een directe relatie met werkzaamheden op het terrein van [onderdeel] zoals bedoeld in de Handleiding. De rechtbank heeft daarom ten onrechte (doorslaggevende) betekenis gehecht aan de onder 4.2 geciteerde passage uit de Handleiding. Het uitgangspunt bij de matching is steeds de formele functiebeschrijving geweest. Appellant heeft de inhoud van de korpsfunctiebeschrijving van betrokkene dan ook terecht bepalend geacht voor de indeling in domein, vakgebied en functie. Dit is conform het bepaalde in artikel 3 van de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling.
4.4.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het bestreden besluit beoordelen in het licht van de daartegen in beroep aangevoerde beroepsgronden, voor zover die, gelet op wat hiervoor is overwogen, nog bespreking behoeven.
4.5.
Betrokkene heeft betoogd dat dat zijn korpsfunctie duidelijk meer raakvlakken vertoont met de LFNP-functies van Operationeel Specialist A dan wel Operationeel Expert. Dit betoog slaagt niet. Betrokkene heeft met zijn betoog niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest is niet voldoende.
4.6.
Betrokkene heeft nog gewezen op de brief van 27 november 2014 die hij in het kader van de personele reorganisatie van de nationale politie heeft ontvangen. In die brief is vermeld dat betrokkene naar verwachting wordt geplaatst in de functie van Operationeel Specialist A, gewaardeerd in salarisschaal 9, bij de Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Regionale Conflict- en Crisisbeheersing, team Crisisbeheersing, van de Eenheid [eenheid] . De Raad is met appellant van oordeel dat de positie van betrokkene in de op handen zijnde reorganisatie geen betrekking heeft op de overgang naar een functie uit het LFNP en daarom bij de beoordeling of betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten geen rol dient te spelen (vergelijk de uitspraak van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161).
4.7.
Ook het beroep van betrokkene op de hardheidsclausule kan niet slagen. De hardheidsclausule is niet bedoeld om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functieonderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren. Dit volgt ook uit de toelichting op artikel 5, vierde lid, van de Regeling, waarin het grote belang is benadrukt van een juiste vaststelling van de uitgangspositie. De stelling van betrokkene dat collega’s op zijn afdeling die dezelfde werkzaamheden verrichten als hij wel correct - in een hoger gewaardeerde functie - zijn gematcht is evenmin toereikend. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken van omstandigheden die het toepassen van de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling neergelegde hardheidsclausule rechtvaardigen.
4.8.
Voor zover betrokkene met zijn onder 4.7 weergegeven stelling een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dit beroep niet. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van, op de rechtens relevante aspecten, gelijke gevallen. De Raad onderschrijft wat appellant in het verweerschrift in beroep op dit punt naar voren heeft gebracht.
4.9.
Het hoger beroep van de korpschef slaagt dus. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren. Daarmee komt de grondslag te ontvallen aan het, ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen, besluit van 5 februari 2016 en het daarop geheel voortbouwende besluit van 23 februari 2016. De Raad zal die besluiten eveneens vernietigen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 28 juli 2014 ongegrond;
- vernietigt de besluiten van 5 februari 2016 en 23 februari 2016.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van L.V. van Donk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2016.
(getekend) J.N.A. Bootsma
(getekend) L.V. van Donk
ew