ECLI:NL:CRVB:2016:2456
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die als productiemedewerker werkte, had sinds 10 oktober 1996 psychische klachten en ontving vanaf 9 oktober 1997 een WAO-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv, op basis van een rapport van psychiater S. Henselmans, werd vastgesteld dat appellant per 16 oktober 2013 minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot intrekking van zijn uitkering. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische geschiedenis en klachten. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de bevindingen van de verzekeringsarts te twijfelen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de verzekeringsarts voldoende informatie had verzameld en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad verwierp ook het rapport van psychiater B. Jacobsen, dat na de datum in geding was opgesteld, en concludeerde dat de eerdere beoordeling door psychiater Henselmans deugdelijk was gemotiveerd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.