ECLI:NL:CRVB:2016:2431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de rechtbank het beroep van appellanten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht ongegrond heeft verklaard. Appellanten, die sinds 23 mei 2008 bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), hebben niet gemeld dat appellante schoonmaakwerkzaamheden verrichtte voor een derde partij, wat leidde tot een rechtmatigheidsonderzoek door het college. Dit onderzoek resulteerde in de herziening van de bijstandsverlening over de periode van 23 mei 2008 tot en met 30 april 2013 en de terugvordering van € 13.003,03 aan bijstandsuitkeringen, omdat appellante inkomsten uit arbeid had ontvangen zonder deze te melden.
De rechtbank oordeelde dat appellanten hun wettelijke inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de inkomsten. Appellanten voerden aan dat zij te goeder trouw hebben gehandeld, maar de Raad oordeelde dat het voor hen redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat deze inkomsten van invloed konden zijn op hun recht op bijstand. De Raad bevestigde dat de inlichtingenverplichting objectief is en dat opzet geen rol speelt. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft herzien en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd. Het hoger beroep van appellanten werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.