ECLI:NL:CRVB:2016:2427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet woonachtig op uitkeringsadres en afwijzing nieuwe aanvraag om bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving sinds 21 juni 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en stond ingeschreven op een uitkeringsadres. Echter, naar aanleiding van een melding is er een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand per 1 maart 2013. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij wel op het uitkeringsadres woonde en dat er gewijzigde omstandigheden waren die haar nieuwe aanvraag om bijstand rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat de onderzoeksresultaten voldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat appellante in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet tijdig te melden waar zij feitelijk verbleef. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die haar nieuwe aanvraag om bijstand konden rechtvaardigen. De hoger beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.