ECLI:NL:CRVB:2016:2425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvolledige bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bevestigd. Appellant had tot en met 31 maart 2011 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) en diende op 14 januari 2014 een aanvraag in voor bijstand. Het college verzocht appellant om alle bankafschriften van zijn rekeningen vanaf de einddatum van zijn WW-uitkering, maar appellant voldeed niet aan dit verzoek. Het college besloot de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad stelt vast dat appellant niet voldoende gegevens heeft verstrekt om zijn financiële situatie te kunnen beoordelen. Appellant had de mogelijkheid om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar heeft dit nagelaten. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.