ECLI:NL:CRVB:2016:2424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verwijtbaarheid van het niet verschijnen op de leerwerkplek en de gevolgen voor de bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda, waarbij zijn bijstandsverlening werd verlaagd vanwege het niet verschijnen op een leerwerkplek. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was aangemeld voor een leerwerktraject dat op 7 april 2014 zou beginnen. Ondanks herhaalde oproepen om te verschijnen, is appellant niet op de leerwerkplek verschenen, wat leidde tot een verlaging van zijn bijstand met 50% en later met 100% voor een maand. De commissie oordeelde dat appellant verwijtbaar niet had meegewerkt aan het leerwerktraject, wat door de rechtbank werd bevestigd in de eerdere uitspraak. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de opgelegde maatregel rechtmatig was. De Raad concludeerde dat appellant niet had voldaan aan zijn arbeidsverplichtingen en dat de commissie bevoegd was om de bijstand te verlagen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.