ECLI:NL:CRVB:2016:2403

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
14/6326 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van het ouderdomspensioen en de gevolgen van het niet indienen van een bezwaarschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het ouderdomspensioen van appellant, geboren op 12 juli 1935. Appellant had in 2002 een ouderdomspensioen toegekend gekregen door de Sociale verzekeringsbank (Svb), waarbij een korting van 98% was toegepast omdat hij gedurende 49 jaar niet verzekerd was geweest voor de AOW. Appellant heeft echter in maart 2013 verzocht om herziening van dit besluit, omdat hij van mening was dat hij langer verzekerd was geweest dan de Svb had aangenomen.

De Svb heeft in augustus 2013 de korting op het ouderdomspensioen verlaagd tot 84%, maar appellant maakte bezwaar tegen dit besluit. De Svb verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij volhield dat de herziening van zijn pensioen met terugwerkende kracht tot juli 2000 moest plaatsvinden, in plaats van maart 2008.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb beleidsregels had ontwikkeld voor het herzien van onmiskenbaar onjuiste besluiten. De Raad bevestigde dat de Svb het besluit van 2002 als onjuist had erkend, maar dat de terugwerkende kracht van de herziening beperkt was tot vijf jaar, omdat de onjuistheid het gevolg was van een fout van de Svb. De Raad oordeelde dat de gevolgen van het niet indienen van een bezwaarschrift gedeeltelijk voor rekening van appellant kwamen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

14/6326 AOW
Datum uitspraak: 24 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 oktober 2014, 14/490 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Turkije (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 25 april 2002 heeft de Svb aan appellant, die is geboren op 12 juli 1935, vanaf juli 2000 op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) een ouderdomspensioen toegekend naar de norm die geldt voor gehuwden. Daarbij is een korting toegepast van 98% op de grond dat appellant gedurende 49 jaar niet verzekerd is geweest voor de AOW. Tegen het besluit van 25 april 2002 heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
In maart 2013 heeft appellant de Svb verzocht om de hoogte van het hem toegekende ouderdomspensioen te herzien, omdat hij aanzienlijk langer verzekerd is geweest voor de AOW dan door de Svb is aangenomen.
1.3.
Bij besluit van 2 augustus 2013 heeft de Svb de korting op het ouderdomspensioen van appellant met ingang van augustus 2013 verlaagd tot 84%.
1.4.
Appellant heeft tegen het besluit van 2 augustus 2014 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de Svb bij beslissing van 16 december 2013 (bestreden besluit) gedeeltelijk gegrond verklaard. De Svb heeft de korting op het ouderdomspensioen van appellant alsnog met ingang van maart 2008 verlaagd tot 84%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is verwezen naar de uitspraak van de Raad van 16 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1727.
3. Appellant heeft in hoger beroep het standpunt gehandhaafd dat de herziening van zijn ouderdomspensioen met ingang van juli 2000 dient plaats te vinden en niet met ingang van maart 2008.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Partijen verschillen van mening over de mate van terugwerkende kracht waarmee de verhoging van het aan appellant toegekende ouderdomspensioen dient plaats te vinden.
4.2.
In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
4.3.
Zoals ook de rechtbank heeft vastgesteld, heeft de Svb inzake een verzoek om terug te komen van een onmiskenbaar onjuist rechtens onaantastbaar besluit beleidsregels ontwikkeld die door de Raad in zijn jurisprudentie zijn aanvaard. Volgens dit beleid kan een uitkering met een terugwerkende kracht van één jaar worden herzien, indien de onjuistheid van een eerder besluit niet is te wijten aan een fout van de Svb en met een terugwerkende kracht tot een maximum van vijf jaar indien de onjuistheid het gevolg is van een fout van de Svb.
4.4.
In het bestreden besluit heeft de Svb te kennen gegeven dat het besluit van 25 april 2002 als een onmiskenbaar onjuist besluit is te beschouwen als gevolg van een fout van de Svb. Toepassing van de onder 4.3 genoemde uitgangspunten, heeft geleid tot herziening van het ouderdomspensioen van appellant met de maximumtermijn van vijf jaar. De weigering van de Svb om een langere terugwerkende kracht te hanteren is in overeenstemming met voornoemde uitgangspunten en kan dan ook in rechte stand houden. De Svb heeft destijds weliswaar een onjuiste beslissing genomen, maar het is de verantwoordelijkheid van appellant om in zo’n geval een bezwaarschrift in te dienen. De gevolgen van het niet indienen van een bezwaarschrift komen gedeeltelijk voor risico en rekening van appellant.
4.5.
Uit wat onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen, vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2016.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) L.H.J. van Haarlem
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.

MO