ECLI:NL:CRVB:2016:24
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, had zich ziek gemeld met psychische en rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 28 oktober 2013, wat leidde tot bezwaar en een daaropvolgende ongegrondverklaring door het Uwv. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat appellante weer geschikt werd geacht voor haar werk als medewerkster orchideeënkwekerij.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij ten onrechte in staat werd geacht haar werk te hervatten, en dat haar ZW-uitkering onterecht was beëindigd. Ze verwees naar haar pijn- en psychische klachten, en naar een lage score op een intelligentietest. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van appellante op de datum in geding correct had beoordeeld, en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan zijn conclusies. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante geschikt was voor haar eigen werk en dat de beëindiging van de ZW-uitkering gerechtvaardigd was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 januari 2016.