ECLI:NL:CRVB:2016:2329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding van kosten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat de kosten die appellant in bezwaar heeft gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking komen. Appellant had op 7 december 2012 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse weigerde deze tegemoetkoming, omdat de aangeboden woning niet voldeed aan de eisen. Appellant maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. In beroep bij de rechtbank werd het onderzoek geschorst om een deskundigenrapport op te vragen. De rechtbank oordeelde uiteindelijk dat de kosten in bezwaar niet vergoed konden worden, omdat appellant relevante medische stukken pas in de bezwaarprocedure had ingediend.
Appellant ging in hoger beroep en betwistte de interpretatie van de rechtbank van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelde dat de bezwaarprocedure noodzakelijk was en dat de gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking moesten komen. Het college voerde aan dat de rechtbank een kennelijke verschrijving had gemaakt in haar uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten in bezwaar niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat appellant niet tijdig de relevante stukken had ingediend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.