ECLI:NL:CRVB:2016:2274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van IOAZ-uitkering na niet verschijnen op oproepen en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die sinds 1 september 2001 een uitkering ontving op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), had zijn uitkering zien opschorten na niet te zijn verschenen op een oproep van het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar. Het college had een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de uitkering, omdat appellant een website onderhield en handelde in ansichtkaarten. Ondanks meerdere oproepen om te verschijnen, heeft appellant niet gereageerd, wat leidde tot de intrekking van zijn uitkering per 23 oktober 2013.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn medewerking niet van belang was voor de vaststelling van zijn recht op uitkering en dat hem het niet verschijnen niet kon worden verweten. De Raad oordeelde echter dat het college bevoegd was om de uitkering in te trekken, omdat appellant niet had voldaan aan de oproepen en geen valide reden had gegeven voor zijn afwezigheid. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toewijzing. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken door de uitkeringsinstanties en de gevolgen van het niet verschijnen op oproepen.