ECLI:NL:CRVB:2016:2259
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
Op 17 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/221 WIA-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 november 2014. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 18 september 2015 geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 8 januari 2015 was en het hogerberoepschrift pas op 9 januari 2015 was ingediend.
De gemachtigde van de appellant voerde in verzet aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat het hoger beroep nog tijdig kon worden ingesteld en dat zij lang had moeten wachten op toestemming van de appellant. De Raad oordeelde echter dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat er geen sprake was van verzuim. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak waarin het stelsel van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht werd uitgelegd. De Raad concludeerde dat het hogerberoepschrift te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en bepaalde dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan de appellant zou worden terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.