ECLI:NL:CRVB:2016:2258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
15/3297 WW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 17 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/3297 WW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van een appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor het verzet was de stelling van de appellant dat hij zijn hogerberoepschrift tijdig had verzonden, maar dat dit door postproblemen niet op tijd bij de Raad was aangekomen. De Raad had eerder geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, omdat de laatste dag voor indiening 28 april 2015 was en het hogerberoepschrift pas op 8 mei 2015 was ontvangen.

Tijdens de zitting van 10 mei 2016 zijn beide partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat de argumenten van de appellant, waaronder de stelling dat poststukken vaak zoek raken en dat er een staking onder postbezorgers was, niet voldoende zijn om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De Raad heeft bevestigd dat bij de vaststelling van de datum van verzending van een brief, de datum op het poststempel leidend is, tenzij de verzender kan aantonen dat de brief eerder ter post is bezorgd. De appellant heeft echter geen bewijs geleverd voor zijn stellingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juni 2016.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 juni 2016
15/3297 WW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 maart 2015, 14/2217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 12 augustus 2015 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 10 mei 2016. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 12 augustus 2015 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 28 april 2015. Het hogerberoepschrift is gedateerd 20 april 2015 en is blijkens het poststempel op 6 mei 2015 verzonden. Het is op 8 mei 2015 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In het verzetschrift heeft appellant aangevoerd dat hij enkele dagen voor het verstrijken van de gestelde termijn zijn hogerberoepschrift per post heeft verzonden. Appellant acht het onredelijk dat wordt uitgegaan van de datum op het poststempel, omdat naar zijn mening vaker poststukken zoek raken, dan wel later gestempeld en bezorgd worden. Appellant voert verder aan dat in dezelfde periode onder de postbezorgers een staking plaatsvond en dit mogelijk heeft bijgedragen aan de vertraging van de verzending.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele verklaring van appellant dat hij het hogerberoepschrift enkele dagen voor het verstrijken van de termijn heeft gepost, is daarvoor niet toereikend. Hierbij merkt de Raad voor de goede orde op dat het niet de vraag is of wel of niet geloof wordt gehecht aan de verklaring van appellant. De Raad heeft slechts te beoordelen of wel of niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om het hogerberoepschrift als tijdig ingediend aan te merken. Dat is hier - dus - niet het geval. Appellant heeft zijn stelling dat de postbezorgers in de hier van belang zijnde periode hebben gestaakt, niet met stukken onderbouwd.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) N. Talhaoui

MO