ECLI:NL:CRVB:2016:2239
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een ICT-medewerker na beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die als ICT-medewerker werkzaam was. Appellant meldde zich op 26 maart 2012 ziek vanwege psychische klachten en trad op 1 juni 2012 ziek uit dienst. Na diverse bezoeken aan de verzekeringsarts, werd appellant per 27 maart 2013 geschikt geacht voor zijn werkzaamheden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per die datum, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig rapport. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Arnhem oordeelde in een eerdere uitspraak dat het beroep van appellant ongegrond was.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de uitspraak van de rechtbank in strijd was met de relevante wettelijke bepalingen en de beginselen van behoorlijk bestuur. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden appellant gezien en relevante informatie van de behandelend psychiater betrokken in hun beoordeling. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat appellant met ingang van de datum in geding geschikt was voor zijn maatgevende arbeid als ICT-medewerker.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 9 juni 2016.