ECLI:NL:CRVB:2016:2220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid
Op 15 juni 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft appellant, die tot 1 januari 2011 als beheerder werkzaam was en vanaf 3 januari 2011 een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW). Na een ziekmelding op 18 september 2013 met knie- en psychische klachten, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) appellant per 21 april 2014 geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er geen adequaat psychisch en fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden en dat zijn ernstige psychische klachten niet zijn erkend. Hij overhandigde een verklaring van psycholoog drs. W. van Vulpen, waaruit blijkt dat hij onder behandeling is voor een recidiverende depressie. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsarts voldoende informatie had om te concluderen dat appellant geschikt was voor zijn werk. De rechtbank had terecht overwogen dat de belasting van de functie van beheerder zeer licht is en dat er geen noemenswaardige eisen aan de functie zijn gesteld.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juni 2016.