ECLI:NL:CRVB:2016:2211
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging van maatschappelijke opvang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Eritrese vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarin werd medegedeeld dat zijn opvang in de Vluchthaven beëindigd zou worden. De Raad oordeelde dat de brief van 4 juli 2014 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. De Raad stelde vast dat de brief enkel een informatieve mededeling bevatte en niet gericht was op een zelfstandig rechtsgevolg. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor continuering van de opvang, maar de Raad concludeerde dat deze aanvraag niet was afgewezen, aangezien het college nog geen besluit had genomen over de continuering van de opvang. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. De Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.