ECLI:NL:CRVB:2016:2193

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
15/5456 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen herziening van AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) herzien en een terugvordering van ten onrechte betaald pensioen hebben opgelegd. De Svb had vastgesteld dat de appellant gehuwd was, terwijl hij eerder een pensioen voor ongehuwden ontving. De appellant stelde dat hij pas medio november 2013 van deze besluiten op de hoogte was, maar de Raad oordeelde dat de besluiten in elk geval medio november 2013 zijn ontvangen. De appellant had vervolgens in april 2014 bezwaar gemaakt, wat ruimschoots na de wettelijke bezwaartermijn was. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij de besluiten niet had ontvangen en dat zijn termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De uitspraak bevestigt de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren van de appellant.

Uitspraak

15/5456 AOW
Datum uitspraak: 10 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
25 juni 2015, 14/3593 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2016. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal.

OVERWEGINGEN

1. Aan appellant is met ingang van december 2005 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend voor een ongehuwde. In november 2012 is de Svb gebleken dat appellant gehuwd is. Bij besluiten van 9 april 2013 heeft de Svb het ouderdomspensioen van appellant met ingang van december 2005 herzien naar het pensioen voor een gehuwde en het ten onrechte betaalde pensioen ten bedrage van € 18.451,61 van appellant teruggevorderd. Op 4 april 2014 heeft appellant tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 12 mei 2014 zijn deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat de besluiten op 9 april 2013 naar het juiste adres zijn verzonden en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt die besluiten niet te hebben ontvangen.
3.1.
De Raad overweegt het volgende.
3.2.
Appellant heeft gesteld eerst medio november 2013 van de besluiten van 9 april 2013 kennis te hebben genomen. Daargelaten wat er zij van de verzending en de ontvangst van die besluiten in april 2013, vastgesteld kan worden dat de besluiten appellant in elk geval medio november 2013 hebben bereikt. Appellant heeft eerst in april 2014 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Daarmee is de bezwaartermijn ruimschoots overschreden. Hetgeen appellant heeft aangevoerd voor deze termijnoverschrijding kan er niet toe leiden dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft vanaf
15 december 2013 drie maanden in het buitenland verbleven. Dit vertrek was hem tevoren bekend. Hij had dan ook van medio november tot zijn vertrek op 15 december 2013 de tijd om bezwaarschriften in te dienen.
3.3.
Het onder 3.2 overwogene leidt tot het oordeel dat de rechtbank terecht het bestreden besluit, waarbij appellants bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard, in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.C. Borman

MO