ECLI:NL:CRVB:2016:2190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van nabestaanden- en halfwezenuitkering op basis van verzekeringseisen ANW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaanden- en halfwezenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 6 juli 2013. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij recht had op een uitkering omdat zij meer dan 75% arbeidsongeschikt was en zorg droeg voor twee minderjarige kinderen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en de motivering van de Svb. De Raad stelde vast dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet woonachtig of werkzaam was in Nederland, waardoor hij niet verzekerd was onder de ANW. De Raad concludeerde dat de omstandigheden van appellante, zoals haar arbeidsongeschiktheid en de zorg voor haar kinderen, niet konden leiden tot een ander oordeel over haar recht op uitkering.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.