ECLI:NL:CRVB:2016:2190

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
14/7146 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaanden- en halfwezenuitkering op basis van verzekeringseisen ANW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaanden- en halfwezenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 6 juli 2013. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij recht had op een uitkering omdat zij meer dan 75% arbeidsongeschikt was en zorg droeg voor twee minderjarige kinderen. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank en de motivering van de Svb. De Raad stelde vast dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet woonachtig of werkzaam was in Nederland, waardoor hij niet verzekerd was onder de ANW. De Raad concludeerde dat de omstandigheden van appellante, zoals haar arbeidsongeschiktheid en de zorg voor haar kinderen, niet konden leiden tot een ander oordeel over haar recht op uitkering.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees erop dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

14/7146 ANW
Datum uitspraak: 10 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2014, 14/3214 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nog een nader stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1935, heeft in Nederland gewoond en was ten tijde van zijn overlijden op 6 juli 2013 woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving vanaf 2000 tot zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
1.2.
Appellante heeft een nabestaanden- en een halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 11 april 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 11 februari 2014 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaanden- en halfwezenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen. Evenmin is gebleken van deelname aan de vrijwillige verzekering.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat zij meer dan 75% arbeidsongeschikt is en zij de zorg heeft over twee minderjarige kinderen.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. Terecht wijst de rechtbank erop dat, nu de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden (6 juli 2013) niet woonachtig of werkzaam was in Nederland hij ten tijde van zijn overlijden niet op grond van artikel 13, eerste lid van de ANW verzekerd was voor die wet. De Svb heeft in het bestreden besluit voorts uitgebreid gemotiveerd waarom de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden ook niet aan andere voorwaarden voldeed op grond waarvan hij verzekerd moest worden geacht voor de ANW. Met de rechtbank onderschrijft de Raad die door de Svb gegeven motivering.
4.2.
Gelet op hetgeen onder 4.1 is overwogen wijst de rechtbank er terecht op dat – nu appellante geen recht heeft op een uitkering ingevolge de ANW omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet voor die wet verzekerd was – het feit dat appellante arbeidsongeschikt is en de zorg heeft voor twee minderjarige kinderen niet tot een ander oordeel kan leiden.
4.2.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.C. Borman
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.

RB

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme les décisions attaquées.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de J.C. Borman en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 10 juin 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.