ECLI:NL:CRVB:2016:2186

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
14/5872 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op basis van ANW door niet-verplichte verzekering van de echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 2 april 2013. De echtgenoot ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde echter de aanvragen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verplicht verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (ANW).

De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep. Appellante voerde aan dat zij recht had op de uitkeringen omdat haar echtgenoot een AOW-pensioen ontving en dat zij in een slechte financiële situatie verkeerde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verplichte verzekering onder de ANW en dat het AOW-pensioen niet leidde tot een verplichte verzekering voor de ANW na 1 januari 2000.

De Raad erkende de moeilijke situatie van appellante, maar concludeerde dat de wetgeving geen ruimte bood voor het toekennen van de gevraagde uitkeringen. De beslissing van de Svb om de aanvraag af te wijzen was rechtens onaantastbaar geworden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/5872 ANW
Datum uitspraak: 10 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
17 september 2014, 14/498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1934, was ten tijde van zijn overlijden op 2 april 2013 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 4 december 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 1 oktober 2013 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW en evenmin op grond van relevante Marokkaanse wetgeving, zodat appellante geen aanspraak op een ANW-uitkering kan maken.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot een AOW-pensioen ontving. Bovendien bevindt zij zich in een slechte financiële situatie en heeft zij geld nodig heeft om haar gezin te onderhouden.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verplicht verzekerd voor de ANW. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon na 1 januari 2000 niet meer tot verplichte verzekering voor de ANW leiden. Niet gebleken is dat de echtgenoot van appellante zich vrijwillig voor die wet had verzekerd. Op het verzoek van appellante om haar echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de ANW, waarvoor zij alsnog de premies wil betalen, is door de Svb afwijzend beslist. Het betreffende besluit is inmiddels rechtens onaantastbaar geworden. Hoewel de Raad zich de moeilijke situatie waarin appellante zich bevindt kan voorstellen, is hij van oordeel dat genoemde omstandigheden niet tot een gehoudenheid van de Svb kunnen leiden om appellante in weerwil van de dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen een nabestaandenuitkering toe te kennen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.C. Borman
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
GdJ

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaqué.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade, en présence J.C. Borman en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 10 juin 2016.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.