ECLI:NL:CRVB:2016:2186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op basis van ANW door niet-verplichte verzekering van de echtgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 2 april 2013. De echtgenoot ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde echter de aanvragen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verplicht verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (ANW).
De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep. Appellante voerde aan dat zij recht had op de uitkeringen omdat haar echtgenoot een AOW-pensioen ontving en dat zij in een slechte financiële situatie verkeerde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verplichte verzekering onder de ANW en dat het AOW-pensioen niet leidde tot een verplichte verzekering voor de ANW na 1 januari 2000.
De Raad erkende de moeilijke situatie van appellante, maar concludeerde dat de wetgeving geen ruimte bood voor het toekennen van de gevraagde uitkeringen. De beslissing van de Svb om de aanvraag af te wijzen was rechtens onaantastbaar geworden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.