ECLI:NL:CRVB:2016:2176
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van gezamenlijke huishouding en fiscaal partnerschap
In deze zaak heeft appellante, die bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft aangevraagd, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard betrokken was. De aanvraag van appellante werd afgewezen omdat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar fiscaal partner, A., met wie zij op het moment van de aanvraag hoofdverblijf in dezelfde woning had. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en A. geregistreerd stonden als fiscaal partners bij de Belastingdienst en dat deze registratie niet als foutief kon worden aangemerkt. Appellante had in bezwaar een gewijzigde aangifte inkomstenbelasting overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze wijziging onvoldoende bewijs bood voor haar stelling dat er geen gezamenlijke huishouding was. De Raad concludeerde dat het college op goede gronden had vastgesteld dat de woon- en leefsituatie van appellante en A. als een gezamenlijke huishouding moest worden aangemerkt, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De proceskosten werden niet toegewezen.