Uitspraak
10 december 2014, 14/4532 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, geboren in 1996 en gediagnosticeerd met PDD-NOS, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. Ze stelde dat haar mentale en sociale beperkingen, voortkomend uit PDD-NOS, niet adequaat waren beoordeeld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen de gecombineerde problematiek van appellante hadden onderkend en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor haar, met voldoende begeleiding.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was en dat er geen medische argumenten waren voor een urenbeperking. De uitspraak bevestigde de afwijzing van de Wajong-aanvraag, waarbij de Raad oordeelde dat de begeleidingsbehoefte van appellante adequaat was onderbouwd door het Uwv. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.P.M. Zeijen als voorzitter.