ECLI:NL:CRVB:2016:2080
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand en de toepassing van artikel 4:5 van de Awb
In deze zaak heeft appellante op 28 oktober 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale Dienst Drechtsteden heeft appellante op 11 november 2014 uitgenodigd om op 18 november 2014 gegevens te overleggen, waaronder bankafschriften van de laatste drie maanden. Appellante heeft echter niet alle gevraagde gegevens overgelegd, wat leidde tot een verzoek van het bestuur om ontbrekende gegevens aan te leveren. Ondanks herhaalde verzoeken heeft appellante niet gereageerd, waarna het bestuur op 16 december 2014 besloot de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het ontbreken van enkele bankafschriften niet zou moeten leiden tot het niet kunnen vaststellen van haar recht op bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de financiële situatie van de aanvrager essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag. Appellante heeft niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens overgelegd, wat het bestuur in staat stelde om de aanvraag buiten behandeling te laten. De Raad concludeert dat het bestuur terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en bevestigt de aangevallen uitspraak.