ECLI:NL:CRVB:2016:2074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering functie toe te wijzen aan herplaatsingskandidaat na sollicitatieprocedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een herplaatsingskandidaat, had gesolliciteerd naar een functie bij de Minister van Defensie, maar kreeg deze functie niet toegewezen. De minister volgde het advies van de selectiecommissie, die oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de functie-eisen. De appellant stelde dat de selectiecommissie niet objectief had gehandeld en dat de minister niet in redelijkheid had kunnen besluiten om de functie niet aan hem toe te wijzen.
De Raad oordeelde dat de minister een discretionaire bevoegdheid heeft bij het toewijzen van functies en dat de rechterlijke toetsing van deze bevoegdheid terughoudend moet zijn. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de selectiecommissie niet objectief had gehandeld. De selectiecommissie had op basis van een sollicitatiegesprek een lage score aan de appellant toegekend, wat leidde tot de conclusie dat hij niet geschikt was voor de functie. De Raad vond geen reden om het standpunt van de minister te betwisten en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van objectiviteit in selectieprocedures en de ruimte die de minister heeft bij het maken van beslissingen over geschiktheid voor functies. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat de minister niet in redelijkheid had kunnen besluiten om de functie niet aan de appellant toe te wijzen. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.