Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellante, die eerder arbeidsongeschikt was verklaard. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, was op 5 juli 2001 uitgevallen wegens lichamelijke en psychische klachten. Na een eerdere WAO-uitkering van 2002 tot 2005, werd zij opnieuw in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering in 2007, maar deze werd in 2009 beëindigd omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bleek te zijn. In 2013 deed appellante een nieuwe melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar het Uwv weigerde haar opnieuw in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige, die concludeerden dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling.
Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde haar beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten voldoende onderbouwd waren en dat er geen nieuwe medische informatie was die een ander oordeel rechtvaardigde. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar ook hier werd geen nieuwe medische onderbouwing gepresenteerd die de eerdere conclusies van de rechtbank zou kunnen weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om de WAO-uitkering te beëindigen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige adequaat hadden gehandeld en dat de medische situatie van appellante niet was verslechterd ten opzichte van de eerdere beoordeling. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.