ECLI:NL:CRVB:2016:206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onvoldoende bewijs van woonsituatie en levensonderhoud
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellanten, die een aanvraag om bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) hadden ingediend, kregen te maken met een afwijzing van hun aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd van hun woonsituatie en levensonderhoud. De Raad heeft vastgesteld dat de overgelegde verklaringen tegenstrijdig waren en dat er geen eenduidig inzicht was gegeven in de wijze waarop appellant in zijn levensonderhoud heeft voorzien. De rechtbank had eerder het beroep van appellanten ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellanten niet voldoende duidelijkheid hebben verschaft over hun situatie. De uitspraak bevestigt dat de appellanten, ondanks hun status als vluchtelingen, verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van de benodigde informatie en bewijsstukken. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.