ECLI:NL:CRVB:2016:204
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 5 mei 2013 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant heeft op 1 september 2013 een verhuizing doorgegeven naar een vakantiewoning, maar na een anonieme tip op 12 november 2013 heeft de gemeente Emmen een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. De sociaal rechercheur heeft vastgesteld dat appellant niet meer op het opgegeven adres woonde en dat hij geen duidelijkheid kon geven over zijn woon- of verblijfplaats. Hierdoor heeft hij de inlichtingenverplichting geschonden, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 10 oktober 2013.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij nog steeds op het opgegeven adres woonde en dat de conclusie van het college onterecht was, gebaseerd op slechts één verklaring van de verhuurster.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie van het college dat de woon- en verblijfsituatie van appellant onduidelijk is gebleven. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen bewijs heeft geleverd van zijn woon- en leefsituatie in de relevante periode, waardoor het college niet kon vaststellen of hij recht had op bijstand. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.