ECLI:NL:CRVB:2016:2023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bijstand wegens niet-nakoming van arbeidsverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante ontvangt bijstand op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB) en is verplicht om mee te werken aan re-integratieactiviteiten. Het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn heeft appellante herhaaldelijk uitgenodigd om deel te nemen aan een cursus Nederlandse taal, maar appellante heeft hier geen gehoor aan gegeven. Dit leidde tot een schriftelijke waarschuwing en uiteindelijk tot een verlaging van haar bijstand met 50% voor de periode van 1 december 2014 tot 31 januari 2015, vanwege recidive.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft voldaan aan haar verplichtingen onder de WWB, aangezien zij geen afspraken heeft gemaakt met het Bureau Onderwijs projecten (BOP) voor de taallessen. De Raad stelt vast dat appellante kan worden verweten dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de aangeboden voorzieningen en dat de maatregel van bijstandsverlaging gerechtvaardigd is. De Raad wijst de argumenten van appellante af, waaronder het verzoek om taallessen thuis te volgen, en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.