ECLI:NL:CRVB:2016:2020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen haar ontslag wegens plichtsverzuim. Appellante was sinds 22 juli 2003 werkzaam bij de gemeente Leidschendam-Voorburg en was vanaf 13 december 2010 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Na een reorganisatie werd zij op 26 april 2013 als herplaatsingskandidaat aangewezen. In augustus 2013 meldde zij zich beter, maar weigerde vervolgens om de haar aangeboden werkzaamheden bij de afdeling B te verrichten, wat leidde tot een schorsing en uiteindelijk ontslag. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het college van burgemeester en wethouders op goede gronden de doorbetaling van de bezoldiging had gestaakt en dat de opgelegde disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De Raad oordeelde dat appellante zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim en dat haar weigering om de opgedragen werkzaamheden te verrichten niet gerechtvaardigd was, ook niet door haar stelling dat zij volledig arbeidsgeschikt was.