ECLI:NL:CRVB:2016:1987

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
1 juni 2016
Zaaknummer
15-8394 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake arbeidsongeschiktheidsuitkering

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift dat appellant had ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering door het Uwv. Appellant had op 23 september 2014 een aanvraag ingediend, die op 3 februari 2015 door het Uwv was afgewezen. Het bezwaarschrift van appellant, gedateerd 2 maart 2015, werd echter pas op 3 juni 2015 door het Uwv ontvangen, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken.

De rechtbank had geoordeeld dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding, en dit oordeel werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij gehandicapt was en medische verklaringen had ingediend ter ondersteuning van zijn verzoek om een uitkering. De Raad oordeelde echter dat de argumenten van appellant niet relevant waren voor de ontvankelijkheid van het bezwaar, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2016.

Uitspraak

15/8394 WIA
Datum uitspraak: 27 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 oktober 2015, 15/4490 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben de Raad toestemming verleend om uitspraak te doen zonder dat een zitting bij de Raad heeft plaatsgevonden.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Op 23 september 2014 heeft appellant een aanvraag ingediend voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij besluit van 3 februari 2015 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellant op 11 februari 2004 niet verzekerd was ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
Appellant heeft een bezwaarschrift, gedateerd 2 maart 2015, ingediend. Dit bezwaarschrift is door het Uwv ontvangen op 3 juni 2015.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 19 juni 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat door het Uwv pas op
3 juni 2015 het bezwaarschrift van appellant, gedateerd 2 maart 2015, is ontvangen. De rechtbank is niet gebleken van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij gehandicapt is en dat hij medische verklaringen van zijn behandelende artsen heeft ingediend ter onderbouwing van zijn verzoek om een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Hij verzoekt dan ook om toekenning van de uitkering en geeft aan bereid te zijn om zich te laten onderzoeken door een verzekeringsarts van het Uwv.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat het bezwaarschrift van appellant buiten de termijn van zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is ingediend. Terecht ook heeft de rechtbank overwogen in overweging 5 dat geen sprake is van omstandigheden die de termijnoverschrijding rechtvaardigen, waardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest door pas op 3 juni 2015 bezwaar te maken. De door appellant in hoger beroep aangevoerde argumenten zien niet op de ontvankelijkheid van het bezwaar en kunnen dan ook niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
4.3.
Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
4.4.
Voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2016.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) M.D.F. de Moor

TM

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par J.P.M. Zeijen en présence de M.D.F. de Moor en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 27 mai 2016.