ECLI:NL:CRVB:2016:1965

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
14/4980 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geldigheid van een beslag op AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Roemenië, had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van zijn AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op verzoek van de Belastingdienst. De Belastingdienst had de Svb verzocht om openstaande vorderingen van de appellant in te houden, waarbij werd vermeld dat de beslagvrije voet € 0,- bedroeg. De Svb heeft vervolgens een bedrag van € 740,- ingehouden op het AOW-pensioen van de appellant.

De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, met de overweging dat de Svb niet verantwoordelijk is voor de beoordeling van de geldigheid van het beslag. Dit oordeel is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de Svb de geldigheid van het beslag had moeten beoordelen en dat hij niet op de hoogte was van zijn schulden bij de Belastingdienst. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de Svb zich moet houden aan de geldende regels omtrent beslaglegging en dat de bestuursrechter niet kan ingaan op de geldigheid van het beslag.

De Raad heeft bevestigd dat de appellant zich kan wenden tot de Belastingdienst of de civiele rechter voor de hoogte van de beslagvrije voet. Voor personen die niet in Nederland wonen, geldt in beginsel geen beslagvrije voet, maar er is wel een mogelijkheid om deze op verzoek vast te laten stellen. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/4980 AOW
Datum uitspraak: 27 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
5 augustus 2014, 14/949 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Roemenië (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. Appellant is, met bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Loos.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Svb heeft aan appellant een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Bij brieven van 13 november 2013 heeft de Belastingdienst de Svb verzocht de ten laste van appellant bij hem openstaande vorderingen van respectievelijk € 170,- en € 570,- in te houden op het AOW-pensioen van appellant. Daarbij is vermeld dat de beslagvrije voet € 0,- bedraagt.
1.2.
Bij besluit van 21 november 2013 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat, gelet op het beslag door de Belastingdienst, er over de maand december 2013 een bedrag van € 740,- wordt ingehouden op zijn ouderdomspensioen.
1.3.
Bij besluit van 14 januari 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het door appellant tegen het besluit van 21 november 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daarbij overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad de Svb een beslag op het ouderdomspensioen van appellant dient uit te voeren volgens de daarvoor geldende regels en dat het niet op de weg van de Svb ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De gronden die zich richten tegen de beslaglegging zelf of tegen het bedrag waarvoor beslag is gelegd kunnen volgens de rechtbank om deze reden niet slagen.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de Svb de geldigheid van het beslag had moeten beoordelen. Appellant is niet op de hoogte gebracht dat hij schulden had bij de Belastingdienst. Voorts heeft appellant aangevoerd dat de beslagvrije voet op € 758,- dient te worden vastgesteld, zoals dat in een latere procedure ook is geschied.
4.1.
De Raad oordeelt dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat het niet op de weg van de Svb ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Dat oordeel is voorbehouden aan de burgerlijke rechter en de bestuursrechter komt hieraan niet toe. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als in dit geding aan de orde, moet ingevolge vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 8 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3672, en 31 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1632) het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard en dient de bestuursrechter zijn toetsing te beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van deze betalingsbeslissing is gebleven binnen het kader van het beslag. Dit is hier het geval. Met betrekking tot de hoogte van de beslagvrije voet zal appellant zich met de Belastingdienst kunnen verstaan of zich tot de civiele rechter kunnen wenden. In dit verband wordt opgemerkt dat voor personen die niet in Nederland wonen, zoals appellant, op grond van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in beginsel geen beslagvrije voet geldt. Wel verschaft voornoemd artikel de mogelijkheid op eigen verzoek een beslagvrije voet te laten vaststellen. Daartoe dient appellant zich te wenden tot de kantonrechter en aan te tonen dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikt. Gesteld noch gebleken is dat appellant een dergelijk verzoek heeft ingediend. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient bevestigd te worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2016.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) D. van Wijk

UM