ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medewerking van het Uwv aan derdenbeslag en de rechtsgeldigheid daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A. Soebhag, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat betrekking had op een gelegd derdenbeslag op zijn uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op vaste rechtspraak van de Raad. De rechtbank oordeelde dat een bestuursorgaan, in dit geval het Uwv, verplicht is om volledige medewerking te verlenen aan een gelegd derdenbeslag, zonder de geldigheid of de omvang van dat beslag te mogen beoordelen.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door zonder meer zijn medewerking te verlenen aan het derdenbeslag, zonder de grondslagen en geldigheid van het beslag te controleren. De rechtbank had echter terecht overwogen dat de appellant, als beslagdebiteur, zijn bezwaren tegen het beslag diende voor te leggen aan de civiele rechter, en dat het Uwv zich niet kon uitlaten over de geldigheid van het beslag. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en stelde vast dat de appellant niet had aangetoond dat het Uwv niet binnen het kader van het beslag was gebleven.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om medewerking te verlenen aan derdenbeslag en de beperkingen die daarbij gelden. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2013.