ECLI:NL:CRVB:2016:1962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de beëindiging van haar WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die als tandartsassistente werkte, was sinds 24 november 2008 arbeidsongeschikt en had na een lange periode van ziekte en revalidatie een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had haar aanvraag afgewezen op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door een verzekeringsarts was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door appellante overgelegde medische rapporten niet voldoende waren om aan te tonen dat haar situatie was verslechterd ten opzichte van eerdere beoordelingen. In hoger beroep herhaalde appellante haar medische gronden en voerde aan dat het Uwv haar beperkingen verkeerd had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de door appellante ingebrachte informatie niet nieuw was en dat de eerdere beoordelingen van het Uwv correct waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad benadrukte dat appellante bij toegenomen klachten na de datum in geding een nieuwe aanvraag voor een WIA-uitkering kan indienen.