ECLI:NL:CRVB:2016:1961

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
14/6740 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vernietiging van terugvordering WW-uitkering en boete door rechtbank

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 21 oktober 2014 in de zaak met nummer 14/2254 het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van de appellant vernietigd voor zover het betrekking had op de opgelegde boete. De appellant had eerder, op 23 januari 2013, betrokkene in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vervolgens heeft de appellant in oktober 2013 de uitkering herzien en een boete opgelegd. Betrokkene heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de appellant heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit was beperkt tot de opgelegde boete. De rechtbank heeft de boete vernietigd, maar het hoger beroep van de appellant richtte zich uitsluitend op de vernietiging van het besluit dat betrekking had op de terugvordering van de WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het besluit tot terugvordering heeft vernietigd, aangezien dit besluit geen betrekking had op de boete. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep slaagt en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze het besluit van 14 januari 2014 heeft vernietigd.

Uitspraak

14/6740 WW
Datum uitspraak: 25 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 oktober 2014, 14/2254 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2016. Namens appellant is
mr. M.W.L. Clemens verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 23 januari 2013 heeft appellant betrokkene met ingang van 24 december 2012 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
1.2.
Bij besluit van 11 oktober 2013 (primair besluit 1) heeft appellant de uitkering herzien en teruggevorderd (€ 3.173,76 verrekend met openstaand bedrag, € 3.053,46).
1.3.
Bij besluit van 11 oktober 2013 (primair besluit II) heeft appellant betrokkene een boete opgelegd van 100% van het bruto benadelingsbedrag.
1.4.
Bij besluit van 14 januari 2014 (primair besluit III) heeft appellant de vordering op betrokkene van € 3.053,46 verhoogd (gebruteerd) met een loonheffing van € 781,68.
1.5.
Het bezwaar van betrokkene tegen de besluiten I, II en III heeft appellant bij beslissing op bezwaar van 19 februari 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.1.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft dat beroep uitdrukkelijk beperkt tot de opgelegde boete.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover dat betrekking heeft op de handhaving van de boete, primaire besluiten II en III herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
3. Het hoger beroep van appellant richt zich uitsluitend op de vernietiging van de rechtbank van primair besluit III. Dit besluit had enkel betrekking op de terugvordering en niet op de boete en had volgens appellant in stand gelaten moeten worden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij primair besluit III is het teruggevorderde bedrag aan WW-uitkering, € 3.053,46, verhoogd met de loonheffing (belasting en premies volksverzekeringen). Dat besluit had geen betrekking op de opgelegde boete. Het beroep van betrokkene was daar niet tegen gericht. De rechtbank heeft daarom ten onrechte primair besluit III vernietigd. Over een boete hoeft geen loonheffing te worden betaald.
4.2.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover primair besluit III is vernietigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het besluit van 14 januari 2014 is vernietigd
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2016.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) L.L. van den IJssel

MO