ECLI:NL:CRVB:2016:196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
14/3714 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverlening met terugwerkende kracht onder de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 20 mei 2014 het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Coevorden ongegrond heeft verklaard. Appellante had op 16 mei 2013 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 27 februari 2013. Het college kende bijstand toe met ingang van 16 mei 2013, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren om de bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen.

De rechtbank oordeelde dat appellante niet eerder dan 16 mei 2013 had kunnen aanvragen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. Appellante ging in hoger beroep en herhaalde haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden in hoger beroep in essentie een herhaling waren van wat eerder was aangevoerd. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.

De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 januari 2016. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

14/3714 WWB
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
20 mei 2014, 13/3786 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Coevorden (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Zahi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft zich op 16 mei 2013 gemeld voor het doen van een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Appellante heeft op het aanvraagformulier als gewenste ingangsdatum 27 februari 2013 opgegeven.
1.2.
Bij besluit van 29 juli 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 november 2013 (bestreden besluit), heeft het college aan appellante bijstand toegekend met ingang van 16 mei 2013. Volgens het college is er geen sprake van bijzondere omstandigheden om de bijstand met terugwerkende kracht vanaf 27 februari 2013 toe te kennen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe - samengevat
weergegeven - overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan aan appellante met terugwerkende kracht bijstand had moeten worden toegekend. Niet valt in te zien dat appellante zich niet eerder dan 16 mei 2013 had kunnen melden om een aanvraag in te dienen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij niet in staat was om eerder een aanvraag om bijstand in te dienen.
4. De Raad komt de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank, en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, zoals onder 2 samengevat weergegeven, en maakt deze tot de zijne.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2016.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) M.S. Spek

HD