ECLI:NL:CRVB:2016:1944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling van bijstandsaanvraag op grond van onvoldoende bewijsstukken
In deze zaak heeft appellante, na een periode in het buitenland te hebben gewoond, op 18 november 2013 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellante verzocht om nadere gegevens ter beoordeling van haar recht op bijstand. Ondanks dat appellante enkele stukken heeft overgelegd, heeft het college op 21 januari 2014 besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat niet alle gevraagde bewijsstukken waren ingeleverd. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 24 mei 2016 geoordeeld dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet alle benodigde gegevens heeft verstrekt en dat zij niet heeft verzocht om uitstel voor het inleveren van de ontbrekende stukken. De Raad benadrukt dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college niet verplicht was om een nieuwe hersteltermijn te geven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en volledig indienen van bewijsstukken bij een aanvraag voor bijstand. Het college heeft de bevoegdheid om een aanvraag buiten behandeling te stellen indien de aanvrager niet voldoet aan de informatieverplichtingen. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, met A. Stuut als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2016.