ECLI:NL:CRVB:2016:193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een appellante die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een huisbezoek op 30 oktober 2013 verklaarde appellante dat zij vier weken in het buitenland had verbleven vanwege het overlijden van haar broer, maar kon de exacte data van haar verblijf niet geven. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden verzocht appellante om reispapieren te overleggen, maar zij voldeed hier niet aan. Hierdoor heeft het college op 22 november 2013 de bijstand van appellante per direct opgeschort en later, op 11 december 2013, de bijstand over een bepaalde periode ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
Appellante ging in bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond, waarbij de intrekking van de bijstand werd beperkt tot een kortere periode en het terug te vorderen bedrag werd aangepast. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat er geen aanwijzingen waren dat zij langer dan vier weken in het buitenland had verbleven.
De Raad overwoog dat appellante op grond van artikel 17 van de WWB verplicht was om tijdig alle relevante informatie te verstrekken die van invloed kon zijn op haar recht op bijstand. Aangezien appellante niet aan deze verplichting voldeed en geen duidelijkheid verschafte over haar verblijf in het buitenland, kon niet worden vastgesteld of zij recht had op bijstand. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.