ECLI:NL:CRVB:2016:1924

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
25 mei 2016
Zaaknummer
15/379 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlenging van een indicatie voor zorgfuncties PV en BI na zorgvuldig medisch onderzoek door CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die lijdt aan psychische klachten en diabetes mellitus type II, had een verzoek ingediend bij het CIZ voor verlenging van haar indicatie voor de zorgfuncties Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding Individueel (BI). Het CIZ had dit verzoek afgewezen, waarna appellante bezwaar maakte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.

De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het CIZ zorgvuldig is uitgevoerd. De adviezen van de medisch adviseur zijn op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en er is geen bewijs dat appellante niet behandelbaar is voor haar psychische problematiek. De Raad heeft ook overwogen dat de wisseling van behandelaars niet leidt tot onzorgvuldigheid in het medisch onderzoek. Appellante heeft geen objectieve medische stukken overgelegd die haar stelling onderbouwen dat zij niet behandelbaar is.

De Raad heeft geconcludeerd dat de door CIZ voorgestelde behandelingen, waaronder deelname aan een dagactiviteitencentrum, ook in de Turkse taal beschikbaar zijn, wat de toegankelijkheid voor appellante vergroot. Gezien deze overwegingen heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/379 AWBZ
Datum uitspraak: 18 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
8 december 2014, 13/8363 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. Ö. Saraç, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend en een medisch advies overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016, waar appellante met haar broer is verschenen, bijgestaan door mr. Saraç en mr. K.U.J. Hopman. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bekend met psychische klachten en diabetes mellitus type II. Bij besluit van 8 juni 2010 heeft CIZ appellante op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 8 juni 2010 tot 8 juni 2013 geïndiceerd voor de zorgfuncties Persoonlijke Verzorging (PV), klasse 2, en Begeleiding Individueel (BI), klasse 3.
1.2.
Op 21 april 2013 heeft appellante verzocht om verlenging van een indicatie voor de zorgfuncties PV en BI.
1.3.
Bij besluit van 13 mei 2013 heeft CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 20 november 2013 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar van appellante, onder verwijzing naar de rapporten van medisch adviseur I. Dammar van
6 september 2013 en 5 november 2013, gedeeltelijk ongegrond verklaard. Uit deze adviezen volgt dat de farmacotherapeutische behandeling die appellante ontvangt de psychische klachten gedeeltelijk kan compenseren, maar dat daarnaast nog een traject van aanvullende (psycho-)therapie, zoals deelname aan een dagactiviteitencentrum, dagbehandeling of begeleiding van het steunsysteem aangewezen is. Deze behandeling valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en is wettelijk voorliggend op AWBZ-zorg. Omdat appellante haar medicatie niet inneemt en zichzelf verwaarloost, ontvangt appellante voor de periode van 13 mei 2013 tot en met 12 mei 2015 een indicatie voor PV, klasse 1, in verband met het aanreiken van medicatie en een indicatie voor BI, klasse 2, in verband met aansturing bij dagelijkse handelingen en het bieden van een vaste dagstructuur.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. De besluitvorming is mede gebaseerd op informatie afkomstig van de huisarts en de GGD. Door appellante zijn geen medisch objectiveerbare stukken overgelegd waaruit blijkt dat het door de medisch adviseur bedoelde traject niet (meer) mogelijk is of thans niet mogelijk is naast de behandeling door psychiater S.W. Hofman. CIZ heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet hoe tot de indicatie is gekomen.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het medisch onderzoek van CIZ onzorgvuldig is geweest omdat appellante meermalen is gewisseld van behandelaar, waardoor er geen goede diagnose is. Onder verwijzing naar informatie van psychiater drs. S. Iscanli van 10 en 23 februari 2015 heeft appellante verder aangevoerd dat zij niet behandelbaar is en dat behandeling gecontra-indiceerd is, omdat zij geen Nederlands spreekt en de door CIZ voorgestane behandeling hierdoor verslechterend werkt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de adviezen van de medisch adviseur van CIZ van 6 september 2013 en 5 november 2013 op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat niet is gebleken dat aan de juistheid van deze adviezen moet worden getwijfeld. Dat appellante in het verleden verschillende behandelaars heeft gehad, maakt het medisch onderzoek van CIZ niet onzorgvuldig. Niet is gebleken dat bij de medische adviezen geen of op onjuiste wijze rekening is gehouden met alle op dat moment over appellante bekende informatie.
4.2.
Niet is gebleken dat appellante niet behandelbaar is voor haar psychische problematiek. Appellante is momenteel onder behandeling bij psychiater Iscanli. Deze psychiater verklaart juist dat ambulante en/of klinische hulp van Stichting MEE de meest geschikte oplossing voor appellante is. Deelname aan een dagactiviteitencentrum, dagbehandeling en begeleiding van het steunsysteem zal volgens Iscanli in het algemeen zeker een gunstig effect leveren voor een preventief zorg, maar dit zal voor appellante niet gunstig werken omdat zij geen Nederlands spreekt. Ter zitting heeft CIZ evenwel toegelicht dat het niet beheersen van de Nederlandse taal geen problemen zal opleveren, aangezien de door de medische adviseur en Iscanli genoemde trajecten ook in de Turkse taal worden aangeboden.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor het benoemen van een deskundige bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) G.J. van Gendt

UM