ECLI:NL:CRVB:2016:1920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Greebe
- N. van Rooijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de ZW-uitkering en de rol van de verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die zich op 26 februari 2013 ziek meldde tijdens haar werk als medewerkster cleanroom. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening had gehouden met de beperkingen van appellante. Appellante had geen nieuwe informatie overgelegd die de conclusies van de verzekeringsarts zou ondermijnen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om de beoordeling van de verzekeringsarts voor onjuist te houden. De overgelegde medische informatie in hoger beroep biedt geen basis voor een ander oordeel. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante geschikt was voor haar laatst verrichte arbeid, en de Raad onderschrijft deze conclusie. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststelling bij de beoordeling van het recht op ziekengeld en de rol van de verzekeringsarts in dit proces.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, wat betekent dat appellante geen recht heeft op een ZW-uitkering vanaf 13 januari 2014, zoals eerder vastgesteld door het Uwv.