ECLI:NL:CRVB:2016:191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot voertuigtransacties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellanten ontvingen van 11 juni 2004 tot en met 31 juli 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een nieuwe aanvraag om bijstand heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de verstrekte gegevens. Dit onderzoek onthulde dat appellanten in de periode van februari 2010 tot en met april 2011 diverse voertuigen op naam hadden staan, zonder deze transacties te melden aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Op basis van de onderzoeksresultaten heeft het college besloten de bijstand van appellanten te herzien en een bedrag van € 8.290,31 terug te vorderen. De rechtbank heeft de beroepen tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep gingen. De Raad oordeelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de transacties met voertuigen. De bewijslast lag bij appellanten om aan te tonen dat zij recht hadden op bijstand, wat zij niet hebben gedaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.