ECLI:NL:CRVB:2016:190

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
14/6055 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing woonkostentoeslag en intrekking bijzondere bijstand op basis van onvoldoende inspanningen

Op 19 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag ontvangen. Het college had aan de toekenning van deze toeslag de voorwaarde verbonden dat appellant een urgentieverklaring moest aanvragen en actief moest zoeken naar een goedkopere woonruimte. In 2013 heeft het college de bijzondere bijstand ingetrokken, omdat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij aan deze verplichtingen voldeed. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij aan zijn inspanningsverplichting had voldaan. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat het college zijn beleid consistent had toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

14/6055 WWB
Datum uitspraak: 19 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
8 oktober 2014, 14/1620 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. J.E. Groenenberg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2015. Namens appellant is verschenen mr. Groenenberg. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde van belang bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft het college met ingang van 1 januari 2011 aan appellant bijzondere bijstand toegekend in de vorm van een woonkostentoeslag ter hoogte van € 303,75 per maand. Aan deze toekenning heeft het college onder meer de verplichting verbonden dat appellant een urgentieverklaring dient aan te vragen en er voorts alles aan moet doen om binnen een jaar na toekenning een andere geschikte woonruimte te vinden. Dit houdt concreet in dat appellant dient te reageren op woningen binnen de gemeente Haarlemmermeer die voor hem geschikt zijn en dat hij alle reacties op geschikte woningen aan de bijstandsconsulent moet kunnen overleggen.
1.3.
Bij besluit van 16 mei 2011 heeft het college de verlening van bijzondere bijstand - onder dezelfde voorwaarden als vermeld in 1.2 - voortgezet.
1.4.
Bij besluit van 11 juli 2013 heeft het college de bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag met ingang van 1 maart 2013 beëindigd (lees: ingetrokken), omdat appellant niet voldoende aantoonbaar heeft gemaakt dat hij alle moeite heeft gedaan om zo spoedig mogelijk een goedkopere en passende woonruimte te vinden. Appellant heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken om bewijsstukken in te leveren.
1.5.
Op 7 oktober 2013 heeft appellant een nieuwe aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. Bij besluit van 19 november 2013 heeft het college die aanvraag onder verwijzing naar het - in 1.4 genoemde - besluit van 11 juli 2013 afgewezen. Voorts heeft het college vermeld dat appellant reeds 26 maanden woonkostentoeslag heeft ontvangen en er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college tot (verdere) verlening van bijzondere bijstand moet overgaan.
1.6.
Bij besluit van 25 maart 2014 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen de besluiten van 11 juli 2013 en 19 november 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij
artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB strekt het recht op bijstand zich niet uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
4.3.
Appellant heeft niet betwist dat de huurtoeslag als een aan de bijstand voorliggende, passende en toereikend te achten voorziening moet worden beschouwd, ook in de situatie
- zoals hier aan de orde - dat geen huurtoeslag wordt verleend omdat de rekenhuur te hoog is. Appellant heeft evenmin betwist dat de, zo begrijpt de Raad uit het dossier, vaste gedragslijn van het college om desondanks in bepaalde gevallen bijzondere bijstand voor hoge woonlasten te verlenen gedurende een beperkte periode en met een beperkte mogelijkheid van verlenging moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit betekent dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze wordt toegepast.
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat hij aan de inspanningsverplichting heeft voldaan om een andere, goedkopere, woning te zoeken. Voor zover appellant ter onderbouwing van die stelling bepaalde gegevens niet heeft overgelegd, is een kapotte computer daarvan de oorzaak geweest dan wel de omstandigheid dat Woningnet geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek om bepaalde gegevens te verstrekken. Daarnaast wijst appellant erop dat de omstandigheden waaronder hem bijzondere bijstand is toegekend ongewijzigd zijn gebleven, zodat het college ten onrechte tot intrekking heeft besloten en zijn aanvraag heeft afgewezen.
4.5.
Deze beroepsgronden slagen niet. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door appellant overgelegde lijst met reacties op woningen via Woningnet niet te herleiden is tot de periode voor 1 maart 2013. Bovendien zijn die woningen - in strijd met de op appellant rustende verplichting - allen gelegen buiten de gemeente Haarlemmermeer, terwijl niet is gebleken dat voor appellant binnen die gemeente geen beschikbare woningen voorhanden waren. Dat appellant niet alle gevraagde stukken heeft kunnen overleggen vanwege het stukgaan van zijn computer, heeft appellant ook in hoger beroep op geen enkele wijze onderbouwd. Appellant is er voorts bij de toekenning en bij de verlenging op gewezen dat hij alle reacties op geschikte woningen moest kunnen overleggen, zodat het niet kunnen overleggen van bewijsstukken voor zijn rekening en risico moet komen. Ook de stelling van appellant dat hij van Woningnet de reacties van voor maart 2013 niet heeft kunnen verkrijgen, is niet onderbouwd. Deze stelling staat bovendien haaks op de verklaring van de gemachtigde van het college bij de rechtbank dat Woningnet desgevraagd een uitdraai van de gedane reacties kan verstrekken. Er zijn geen redenen om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Verder is onduidelijk gebleven of appellant zich voor maart 2013 als woningzoekende bij Woningnet heeft geregistreerd en is, ten slotte, ook niet gebleken wanneer appellant een urgentieverklaring heeft aangevraagd.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het college terecht de bijzondere bijstand met ingang van 1 maart 2013 heeft ingetrokken en de aanvraag van 7 oktober 2013 heeft afgewezen. Het college heeft daarbij zijn beleid consistent toegepast.
4.7.
Gelet 4.3 tot en met 4.6 slaagt het hoger beroep niet, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2016.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) B. Fotchind

HD