Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die sinds 2 januari 2012 door psychische klachten niet meer kan werken als functioneel applicatiebeheerder, heeft in 2013 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 30 december 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft zijn aanvraag afgewezen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen onjuist zijn vastgesteld en dat hij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Hij heeft verschillende medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder informatie van zijn behandelend artsen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan de juistheid van deze beoordeling te twijfelen. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant overgelegde informatie geen nieuwe feiten bevat die de eerdere beoordeling kunnen weerleggen.
De Raad heeft geconcludeerd dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellant en dat de belasting van deze functies zijn belastbaarheid niet overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.